Corien Oranje

appendicitis (4)

‘Alles goed gegaan?!’ appte mijn vriendin en collega Wieke om 9 uur ‘s avonds. ‘VERTEL! We denken allemaal aan je.’
‘Lig nog te wachten,’ appte ik terug. ‘Ik hoop dat ie niet gesprongen is. Als ik aan de antibiotica moet, lig ik hier 5 dagen, en we zouden zaterdag weg!!’
‘Dan zouden ze je niet laten wachten.’
Dat was ook zo. Trouwens, de zuster zei ook al dat ik veel zieker zou zijn en veel meer pijn zou hebben als ie gesprongen zou zijn. Ha. Met een beetje geluk was ik morgen weer thuis.

Het was een uur of 11 toen ik met bed en al naar de operatieafdeling werd gereden. ‘Ik leg je iPhone wel even in de opiatenkast,’ zei de zuster. ‘Daar is hij veilig.’
Ik kwam in een soort voorgeborchte terecht, een afdeling zonder ramen, zonder iPhones en zonder patiënten, maar met veel lampen overal, en met een vrolijke zuster die me gezelschap hield tot half 12, en daarna kwamen er nieuwe zusters, en het werd later en later. Af en toe gingen ze even kijken hoe het met de operatie vóór me stond, maar daar zat nog niet veel schot in, en ik begon me een beetje ongerust te maken over die arme patiënt voor me, en ook kreeg ik behoorlijke honger. Maar om half 2 was het eindelijk zo ver.
Daar was mijn chirurg. En hij had iemand bij zich. Een oudere man. De senior-chirurg. ‘Ah, dus dit is de patiënt die eigenlijk helemaal niet ziek is?’
‘Ja!’ zei ik hoopvol. Misschien zouden ze me alsnog ontslaan.
De chirurg drukte op mijn buik, voelde mijn pols en keek naar mijn gezicht. ‘Verhoogde hartslag, drukpijn en blosjes op de wangen? Opereren.’

Ik werd de operatiekamer in gereden. Kon ik nog iets vragen over die vorige patiënt, met wie ze zo lang bezig waren geweest? Nee, ze hadden vast beroepsgeheim. Zelfs al zou het hartstikke verkeerd zijn afgelopen, dan zouden ze nog naar me glimlachen en vrolijk doen alsof er niks gebeurd was, en alsof dit de operatie was waar ze al de hele avond naar uit hadden gekeken. Ik mocht op een smal bedje klimmen, en mijn armen naar links en rechts uitstrekken, en de chirurg vroeg hoe ik heette en begon toen in hoog tempo allemaal feiten uit te wisselen met de anesthesist, zoals wat hij ging doen en hoe ze me precies onder zeil gingen brengen, maar dan in termen waarvan ze hoopten dat ik ze niet zou begrijpen.
‘Dat kapje,’ zei ik, ‘daar zit toch niet van dat zoetige spul in dat ik in moet ademen?’ Zoals toen ik drie jaar was, bedoelde ik. En toen ik zes was. En toen ze me vastbonden op een stoel en me dat smerige spul lieten inademen en even later had ik vreselijke pijn en waren mijn amandelen eruit. Nee, dat kapje, daar zat alleen maar zuurstof in.
‘Ik hoop dat het niet te smerig is,’ zei ik tegen de chirurg.
‘O, daar merk je niks van,’ zei hij.
‘Ik bedoel, dat het voor ú niet te smerig is. Die darmen en zo.’
‘Kun je aan iets leuks denken?’ vroeg de anesthesist. Ik kon zo gauw niks bedenken. Ik had de vloer nog willen dweilen, eigenlijk. Een witte vloeistof verdween in mijn arm en daar was de slaap, onverbiddelijk en zonder aarzelen.

En toen werd ik wakker. ‘Was ie nog heel?’ kraakte ik.
Nee. Hij was geknapt. En hij was al voor een deel afgestorven. Ik moest antibiotica. Ik moest vijf dagen blijven.
‘Mag ik mijn iPhone?’ vroeg ik, toen ik terug was op de afdeling. ‘Hij ligt in de opiatenkast.’
Ik viel half in slaap. En toen dacht ik aan Wieke. Ik pakte mijn iPhone onder mijn kussen vandaan. ‘Ga slapen, Wieke,’ facebookte ik. ‘Alle overbodige onderdelen zijn eruit.’

 

Over Corien Oranje

Hoi! Ik ben Corien Oranje, en ik ben kinderboekenschrijver en tekstschrijver. Ik heb boeken geschreven zoals 'Love you, miss you', 'Kampioen' en 'Juf in de pan', en ik schrijf elke week een aflevering van 'Bianca's blog' voor Visie. Ik kom vaak op scholen om kinderen te vertellen over mijn boeken, en om ze te laten ervaren hoe cool het is om zelf verhalen te verzinnen, én hoe heerlijk het is om te lezen.

Back to list

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *