De storm is voorbij, mijn zoons zijn heelhuids thuisgekomen, en ik ga snel naar de C1000. Ik ben niet de enige. Er staan twee lange rijen voor de kassa.
‘Hé!’ zegt mijn buurvrouw. ‘Die man duwt zo zijn karretje ertussen.’
Inderdaad, vóór mij staat ineens een karretje dwars geparkeerd. Mijn buurvrouw stapt kordaat naar voren, tikt de bezitter – een oudere man – op de schouder en zegt dat ie voordringt, en ik zeg (alles voor de vrede, het is al erg genoeg als je per ongeluk voordringt): ‘Geeft niet, gaat u maar voor.’
‘Ja, zo had ik je ook wel ingeschat,’ zegt de man. Alsof het heel vanzelfsprekend is.
‘Ja, dat is ook weer niet de bedoeling!’ zeg ik.
‘Het is een compliment hoor!’
Pff. Ik wilde alleen maar dat ie zich niet al te beschaamd zou voelen. Niet dat hij voordringt omdat ik er uitzie alsof ik het wel goed vind.